EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Bevordering van de naleving van het Internationale Humanitaire Recht: richtsnoeren

De Europese Unie heeft richtsnoeren uitgevaardigd die de naleving van het Internationale Humanitaire Recht in haar betrekkingen met derde landen moet bevorderen.

BESLUIT

Richtsnoeren van de Europese Unie inzake de bevordering van de naleving van het internationale humanitaire recht [PB C 327 van 23.12.2005].

SAMENVATTING

De Europese Unie (EU) is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat. Daaronder begrepen is het streven om de naleving van het Internationale Humanitaire Recht (IHR) te bevorderen.

Doel van deze richtsnoeren is de Europese Unie en haar instellingen en organen instrumenten aan te reiken om de naleving van het Internationaal Humanitair Recht (IHR) door derde staten en door in derde staten werkzame niet-gouvernementele actoren, te bevorderen.

Het Internationaal Humanitair Recht (IHR)

Het Internationaal Humanitair Recht (IHR) - ook bekend als Recht bij gewapende conflicten of Oorlogsrecht – is erop gericht personen die niet of niet langer rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden, te beschermen. Voorts is het erop gericht de middelen en methoden van oorlogvoering te beperken. Het Internationaal Humanitair Recht (IHR) is gebaseerd op internationale overeenkomsten en het internationaal gewoonterecht en is van toepassing op zowel internationale als niet-internationale gewapende conflicten. Het is tevens van toepassing op een bezetting die voortkomt uit een gewapend conflict.

Dit kenmerk onderscheidt het IHR van de internationale mensenrechtenwetgeving, die van toepassing is op eenieder die zich in vredestijd dan wel in tijden van gewapend conflict binnen het rechtsgebied van de betrokken staat bevindt. Zij kunnen evenwel beide op een bepaalde situatie van toepassing zijn.

Bepaalde ernstige schendingen van het IHR zijn gedefinieerd als oorlogsmisdrijven. In deze gevallen zijn individuele personen persoonlijk aansprakelijk voor oorlogsmisdrijven. Staten moeten erop toezien dat vermeende daders van dergelijke misdrijven voor de nationale rechter worden gebracht of worden overgeleverd om te worden berecht door een internationaal tribunaal, zoals het Internationaal Strafhof.

Operationele richtsnoeren

Om een doeltreffend optreden mogelijk te maken, voorzien de richtsnoeren in het opstellen van verslagen, evaluaties en aanbevelingen voor acties, onder meer:

  • vaststellen in welke gevallen het Internationaal Humanitair Recht door de bevoegde EU-instanties kan worden toegepast. Hierbij moet overleg worden gepleegd met het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRK) en de VN-organisaties. Voorts kan een beroep worden gedaan op diensten van de Internationale Commissie voor feitenonderzoek (IHFFC). Waar nodig moeten deze instanties maatregelen opstellen en acties aanbevelen die de naleving van het IHR ten goede kunnen komen.
  • de opname van de beoordeling van de situatie op het vlak van het Internationaal Humanitair Recht in de verslagen over een staat of een conflict door de hoofden van EU-missies, hoofden van civiele EU-operaties, bevelhebbers van militaire EU-operaties en speciale EU-vertegenwoordigers. Deze verslagen moeten zo mogelijk ook analyses en voorstellen bevatten met betrekking tot eventuele maatregelen van de EU.
  • informeren van de Raadsgroep internationaal publiekrecht in geval van een dreigend gewapend conflict. Wanneer dit zinvol is, kan aan deze groep de opdracht worden gegeven voorstellen voor een toekomstig optreden van de EU voor te leggen.

Om de naleving van het Internationaal Humanitair Recht te bevorderen, beschikt de EU over verscheidene actiemiddelen in haar betrekkingen met derde landen:

  • de politieke dialoog, zowel in tijden van gewapend conflict als in vredestijd;
  • de algemene politieke verklaringen, waarin wordt benadrukt dat het IHR moet worden nageleefd;
  • demarches en publieke verklaringen, waarbij schendingen van het IHR in het kader van een conflict worden veroordeeld;
  • restrictieve maatregelen en sancties tegen partijen die bij een conflict zijn betrokken;
  • samenwerking met andere internationale instanties, onder andere de Verenigde Naties, de betrokken regionale organisaties en het Internationaal Comité van het Rode Kruis;
  • de crisisbeheersingsoperaties, onder meer door het verzamelen van gegevens die van nut kunnen zijn voor het Internationaal Strafhof of bij andere onderzoeken naar oorlogsmisdaden;
  • opvoering van de strijd tegen straffeloosheid om ervoor te zorgen dat oorlogsmisdaden niet ongestraft blijven en derde staten aanmoedigen om strafwetgeving aan te nemen, zodat schendingen van het IHR kunnen worden bestraft;
  • onderwijs en opleiding in het IHR, met name voor wetshandhavingsfunctionarissen en militair personeel en de financiering van onderwijs en opleidingen in het IHR in derde landen;
  • de toekenning van vergunningen voor wapenuitvoer naar een invoerend land. In de gedragscode van de EU inzake wapenuitvoer wordt bepaald dat voordat een vergunning tot uitvoer naar een bepaald land wordt verleend, wordt nagegaan of het invoerend land het Internationale Humanitaire Recht naleeft.

Context

Deze richtsnoeren zijn een aanvulling op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende het Internationaal Strafhof en op de richtsnoeren die in het kader van de EU zijn vastgesteld in verband met de mensenrechtendialoog, foltering, kinderen in gewapende conflicten en mensenrechtenverdedigers [FR].

Laatste wijziging: 10.06.2008

Top