EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Voorlichtingsstrategie over de euro: laatste fasen van de voltooiing van de EMU

De Europese Commissie stelt haar prioriteiten en de strategieën van de voorlichtingscampagne over de euro bij en bevestigt haar inzet in dit opzicht.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, van 2 februari 2000, over de voorlichtingsstrategie in de laatste fasen van de voltooiing van de EMU [COM(2000) 57 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].

SAMENVATTING

Op 1 januari 1999 hebben elf lidstaten de euro tot hun officiële munteenheid gemaakt, geheel volgens het tijdschema van het verdrag betreffende de Europese Unie. De overgangsperiode, waarin de euro slechts als giraal geld bestaat, eindigt op 31 december 2001 om middernacht. Vanaf dat moment zullen de banken nog slechts munten en biljetten in euro uitgeven. De lidstaten zullen al het mogelijke doen om de meeste contante transacties in euro te kunnen verrichten vóór 15 januari 2002. De periode waarin twee munten naast elkaar in omloop zijn moet kort worden gehouden, omdat begin maart 2002 alle nationale biljetten en munten uit de circulatie moeten zijn genomen. Sinds 1995 voert de Commissie een zeer actieve voorlichtingscampagne over de euro. In 1998 heeft de Commissie als blijk van haar betrokkenheid bij de voorlichtingscampagne een mededeling goedgekeurd over de informatiestrategie voor de euro. In het kader van het programma PRINCE (voorlichtingsprogramma voor de Europese burger) is een aanzienlijk budget uitgetrokken voor de campagne. Het Parlement heeft de inspanningen van de Commissie altijd gesteund. De Commissie heeft prioriteit gegeven aan partnerschappen met organisaties met een vermenigvuldigingseffect en heeft geprobeerd tegelijkertijd de lidstaten ertoe aan te zetten hun eigen voorlichtingscampagnes voort te zetten. Dit heeft ertoe geleid dat in verschillende lidstaten gratis telefoonnummers zijn opengesteld, speciale internetpagina's zijn gecreëerd en tentoonstellingen zijn ingericht. Al deze maatregelen waren erop gericht bepaalde doelgroepen wakker te schudden en te informeren. Ook de informatieverstrekkers uit de particuliere sector zijn zeer gemotiveerd om het midden- en kleinbedrijf (MKB) bewust te maken van de noodzaak zich voor te bereiden op de komst van de euro. Bij de invoering van de euro is gebleken dat burgers niet alle informatie konden onthouden. In het bedrijfsleven is slechts een klein aantal ondernemingen in de boekhouding overgeschakeld op de euro en het grootste deel van het MKB heeft nog niet de nodige maatregelen getroffen om de euro te kunnen gebruiken. Wel wordt in de detailhandel en de dienstensector veelal met dubbele prijsvermelding gewerkt. strong>PRIORITEITEN Deze stand van zaken was voor de Commissie aanleiding om haar beleid voor 2000 en 2001 bij te stellen. De Commissie heeft samen met voorlichters in de lidstaten de uitgangspunten geformuleerd die moeten bijdragen tot het welslagen van de campagne:

  • duidelijke en specifieke doelstellingen voor elke doelgroep;
  • inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en bevordering van acties van de lidstaten;
  • subsidiariteit leidt tot nabijheid. Informatie van regionale en lokale autoriteiten is geloofwaardiger dan die van verre instellingen. Maar deze nabijheid houdt in dat de nodige mensen moeten worden ingezet als contactpunt;
  • samenwerking tussen alle betrokken partijen, zowel op nationaal als op Europees niveau (Europese Centrale Bank, Comité van de regio's, Economisch en Sociaal Comité). Zo'n samenwerking vereist een zeer nauwe coördinatie;
  • flexibiliteit is nodig om de resultaten van de voorlichtingscampagne te kunnen beoordelen en de procedures zo nodig te herzien.

DOELGROEPEN

Alle ondernemingen in het eurogebied zijn wettelijk verplicht om vanaf 1 januari 2002 hun bedrijfsvoering voort te zetten in euro. Uit onderzoek blijkt dat het grootste deel van de ondernemingen in de Gemeenschap nog geen duidelijke strategie heeft gekozen voor de omschakeling. Het gevaar bestaat dat duizenden ondernemingen op het laatste moment proberen over te schakelen op de euro, waardoor verwarring voor de consument kan ontstaan en de economie in het gehele eurogebied verstoord kan raken.

Het doel is alle ondernemingen ervan te overtuigen dat zij een overschakelingsplan moeten opstellen, met een tijdschema, de nodige mensen en een begroting.

Aan bepaalde ondernemingen moet bijzondere aandacht worden besteed, zoals kleine ondernemingen, kleine detailhandelaren, ondernemingen in toeristische of perifere regio's, en ondernemingen in pre-in-landen.

Plaatselijke en regionale autoriteiten kunnen informatiekanalen inschakelen die dichter bij de ondernemingen staan, zoals adviseurs, accountants en grote ondernemingen die samenwerken met ondernemingen in het MKB.

In 2000 zal de campagne zeer intensief zijn en in 2001 zal een heroriëntatie nodig zijn.

Het grote publiek

Ook het grote publiek moet zich goed voorbereiden op de overschakeling op de euro. De mensen moeten de verschillende munten en biljetten kunnen herkennen en vertrouwd raken met prijzen en waarden in euro.

Uit onderzoek blijkt dat de burgers een deel van de informatie uit eerdere voorlichtingscampagnes alweer vergeten zijn. Daarom is het belangrijk dat:

  • nogmaals wordt verteld waarom de Europese Unie de euro heeft ingevoerd;
  • mensen gerust worden gesteld dat ook na afloop van de periode waarin de oude en de nieuwe munteenheid tegelijk in omloop zijn, oude bankbiljetten hun waarde blijven behouden;
  • initiatieven zoals het logo dat betalingen in euro worden aanvaard, worden voortgezet;
  • plaatselijke waarnemingsposten voor de omschakeling naar de euro worden opgezet of versterkt.

De informatie aan het grote publiek moet in 2000 worden voortgezet, waarbij de voordelen van de euro voor het economisch leven en het dagelijks leven moeten worden belicht. Vervolgens moet de campagne in 2001 worden geïntensiveerd, zodat het publiek in 2002 klaar is om de euro te gebruiken.

Groepen die bijzondere hulp nodig hebben

De voorlichtingsstrategie moet ook worden toegesneden op de behoeften van bepaalde bevolkingsgroepen die geen toegang hebben tot de traditionele informatiekanalen, zoals personen die:

  • in economisch en maatschappelijk opzicht aan de zijlijn staan;
  • sociaal geïsoleerd zijn;
  • een lichamelijke (blinden, slechtzienden, doven en slechthorenden) of geestelijke handicap hebben;
  • analfabeet zijn.

Aan deze groepen wordt dezelfde boodschap gericht als aan het grote publiek, maar in aangepaste vorm.

In 2000 de voorlichtingsacties die in 1999 zijn begonnen, voortgezet, waarna de campagne in 2001 een hoogtepunt bereikt.

Schoolgaande jeugd

Bij het begin van het schooljaar in september 1999 heeft de euro zijn intrede gedaan op school. Deze doelgroep kan een belangrijke rol vervullen als informatiekanaal, omdat jongeren de informatie kunnen doorgeven aan hun omgeving (familie, ouderen…). Het schooljaar dat in 2000 begint is de laatste kans om met nieuwe initiatieven te komen.

"Pre-in-landen" en derde landen

De "pre-in-landen", die de euro nog niet hebben aanvaard (Denemarken (es de en fr), het Verenigd Koninkrijk (es de en fr) en Zweden (es de en fr)), zijn ook een belangrijke doelgroep, omdat zij zeer nauwe betrekkingen onderhouden met de lidstaten in de eurozone.

Voor derde landen is het belangrijk dat de voorlichting wordt voortgezet en geïntensiveerd omdat zij economische en handelsbetrekkingen onderhouden met het eurogebied en omdat de euro als referentievaluta wordt gebruikt op de financiële markten.

BEOORDELING VAN DE VOORUITGANG

De Commissie stelt voor indicatoren en criteria ("benchmarks") vast te stellen aan de hand waarvan de lidstaten de resultaten van hun voorlichtingsacties kunnen meten. De indicatoren van de overheid en die van de particuliere sector moeten op elkaar worden afgestemd.

TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN OP HET GEBIED VAN VOORLICHTING

Het Europees Parlement speelt een belangrijke rol bij de vaststelling, de evaluatie en de tenuitvoerlegging van de voorlichtingsstrategie over de euro, en trouwens ook bij de toekenning van de kredieten.

Volgens het subsidiariteitsbeginsel is voorlichting over de euro in de eerste plaats de taak van de lidstaten. De meeste lidstaten hebben al een voorlichtingsstrategie uitgewerkt.

De Commissie zal haar eigen voorlichtingsacties voortzetten en zich daarbij blijven richten op het bedrijfsleven, het grote publiek, toeristen en derde landen, en tegelijkertijd de acties van alle betrokken coördineren.

De Europese Centrale Bank is in 1999 met een grote voorlichtingscampagne begonnen (Euro 2002), die eind 2001 een hoogtepunt bereikt. Deze campagne is gericht op het grote publiek, het bedrijfsleven, overheden en verschillende organisaties met een vermenigvuldigingseffect. De voornaamste doelstellingen van de campagne zijn:

  • het grote publiek helpen de euromunten en -biljetten te herkennen en de mensen voor te bereiden op de invoering ervan;
  • detailhandelaren en bankpersoneel leren hoe zij mogelijke vervalsingen kunnen herkennen.

See also

Voor aanvullende informatie zie de internetsite van de Europese Commissie, DG Economische en financiële zaken: de euro: onze munt (EN).

Laatste wijziging: 09.07.2007

Naar boven