EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Groenboek betreffende de wijze van invoering van één munteenheid

Dit groenboek beoogt, in de mate van het mogelijke, de onzekerheden op te heffen die nog bestaan rondom de invoering van één munteenheid (scenario en nadere toelichting van het rechtskader), het vaststellen van de technische haalbaarheid ervan en het bepalen van de mogelijke werkwijzen om de aanvaarding ervan door de bevolking te bevorderen.

BESLUIT

Groenboek van de Commissie van 31 mei 1995 betreffende de wijze van invoering van één munteenheid [COM(1995) 333 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].

SAMENVATTING

Eerst worden in het Groenboek de voordelen van de Economische en Monetaire Unie in herinnering gebracht: een strikt macro-economisch kader, een factor van internationale monetaire stabiliteit, geen verstoringen van de wisselkoersen meer in de interne markt, doorzichtigheid van de prijzen enz.

EEN REFERENTIESCENARIO VOOR DE OVERGANG OP DE ENE MUNT

De keuze van het scenario voor de overgang op de ene munt moet gebaseerd zijn op drie hoofdcriteria: technische haalbaarheid, naleving van het Verdrag, eenvoud, flexibiliteit en lage kosten. De Commissie heeft de voorkeur gegeven aan een scenario in drie fasen boven andere scenario's (bijvoorbeeld een vertraagde "big bang"). Het scenario moet namelijk:

  • zo kort mogelijk zijn om de risico's van verwarring, die afbreuk zouden doen aan de geloofwaardigheid van het proces en aan de vastberadenheid van de deelnemers aan het economische leven om dit tot een goed einde te brengen, zoveel mogelijk te beperken;
  • een aantal welbepaalde fasen omvatten, waarbij in elke opeenvolgende fase aanzienlijke vooruitgang wordt geboekt;
  • de kosten van de overgang zo laag mogelijk houden doordat slechts veranderingen met een definitief karakter plaatsvinden;
  • het publiek vertrouwen inboezemen en de gelegenheid geven te wennen aan de ene munt.

Het referentiescenario bestaat uit drie fasen die met de letter, de geest en de logica van het Verdrag overeenstemmen:

  • het besluit aangaande de aanvang van de Economische en Monetaire Unie (fase A);
  • de feitelijke start van de EMU en het ontstaan van de kritische massa aan verrichtingen in ecu (fase B);
  • de algehele overschakeling op één munt (fase C).

Een soepele overgang zou worden bevorderd, als de voor elke fase geplande maatregelen zo mogelijk al vóór het tijdstip van de planning getroffen worden. De betrokken autoriteiten (Raad, Commissie, Europees Monetair Instituut (EMI)/ Europese Centrale Bank (ECB), de lidstaten) moeten de verschillende gebruikers van de munt zo snel mogelijk duidelijke signalen geven om hen ervan te overtuigen dat de EMU op handen is en aldus de noodzakelijke voorbereidingen voor het welslagen ervan van start te doen gaan.

Fase A: De aanvang van de Economische en Monetaire Unie (EMU)

Fase A begint met het besluit dat de Raad overeenkomstig de in het Verdrag vastgelegde procedure (artikelen 121 en 123, ex-artikelen 109 J en 109 L) neemt, om tot de Monetaire Unie over te gaan. Deze fase is bedoeld om de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de feitelijke start van de EMU in fase B, met name de oprichting van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB). Samen met de banken en financiële instellingen zou het ESCB beginnen met de invoering van de uitvoeringsinstrumenten die nodig zijn om bij het begin van de volgende fase het monetaire en wisselkoersbeleid in ecu te kunnen voeren. Op grond van de thans beschikbare prognoses zouden deze voorbereidingen binnen ten hoogste twaalf maanden kunnen worden voltooid.

Teneinde het proces onomkeerbaar te maken zou de Raad de definitieve datum moeten aankondigen voor de volledige invoering van één munt (uiterlijk vier jaar na het begin van fase A). Bovendien wordt in het Groenboek aanbevolen aan het begin van fase A een aantal maatregelen te nemen, waaronder:

  • vaststelling van een rechtskader dat de invoering van één munt aan het begin van fase B mogelijk moet maken. Dit zou onder andere de voorwaarden voor het gebruik van de nieuwe munt in de verschillende sectoren en de verhouding tot de nationale munteenheden moeten omvatten, alsmede de continuïteit van contracten en juridische verplichtingen, en de vaststelling van wettelijke maatregelen om de financiële en belastingautoriteiten in staat te stellen aan het begin van fase B sommige betalingen in ecu te innen;
  • vaststelling van de kenmerken en technische specificaties van bankbiljetten (es de en fr) en munten (es de en fr) in ecu, zodat geldautomaten en informatiesystemen kunnen worden aangepast. De bevoegde autoriteiten (EMI, nationale muntadministraties) zouden het besluit nemen dat de start van de productie van bankbiljetten en munten mogelijk maakt;
  • oprichting van een nationale stuurgroep in elk land voor het toezicht op de overschakeling op één munt, waarin alle gebruikers van de munt vertegenwoordigd zijn (regering, centrale bank, particuliere sector, consumenten). Deze zou een actieplan moeten opstellen voor de aanpassing van de nationale en plaatselijke overheid. In communautair verband zou voor een vorm van coördinatie gezorgd moeten worden;
  • opstelling van een overschakelingsplan in elk land door de banken en de financiële sector, waarin het tempo en de omvang van de technische aanpassingen door de betrokken instellingen zou worden aangegeven. In een dergelijk plan zou een aantal technische maatregelen moeten worden vastgesteld, die nodig zijn voor een soepel verloop van de overschakeling op één munt (vermogensmarkten en de infrastructuur daarvan - notering, afrekening, levering, registratie, systemen voor betalingen van grote bedragen).

Dit pakket maatregelen zou vooraf moeten worden voorbereid en enkele maatregelen zouden bij voorkeur ruim vóór het begin van fase A moeten zijn getroffen. Tijdens deze hele fase zouden particuliere partijen op vrijwillige basis verdergaan met hun eigen voorbereidingen voor de overgang op één munt, hetgeen bevorderlijk zou zijn voor het goede verloop van de overschakeling.

Fase B: Feitelijke start van de Monetaire Unie en het ontstaan van de kritische massa aan verrichtingen in ecu

Krachtens het Verdrag begint fase B met de onherroepelijke vaststelling door de Raad van de omrekeningskoersen (es de en fr) voor de deelnemende munteenheden en met het door het ESCB op zich nemen van de verantwoordelijkheid voor het gemeenschappelijke monetaire beleid. De ecu wordt dan niet langer gedefinieerd als een mand-valuta, maar wordt een volwaardige munteenheid, waarvoor de nationale munten volledig substitueerbaar zijn, d.w.z. dat zij verschillende aanduidingen zijn van de ene munteenheid. De vaststelling van de omrekeningskoersen brengt op zich geen wijziging in de externe waarde van de ecu. De koers voor het omrekenen van mand-ecu's in de ecu als enige munt is 1 : 1. De officiële valutamarkten voor de deelnemende nationale munten zullen volledig verdwijnen.

Deze fase zal ten hoogste drie jaar duren. Om de geloofwaardigheid van het onomkeerbare karakter van de EMU kracht bij te zetten, acht de Commissie het van belang om de invoering van één munt vaart te geven door onmiddellijk een kritische massa aan verrichtingen in ecu te laten ontstaan. Het ontstaan van een dergelijke kritische massa vereist een eerste omschakeling in het bankwezen en de financiële sector, die vervolgens over ten hoogste drie jaar zouden beschikken om de overschakeling voor de resterende verrichtingen en systemen af te ronden.

Deze kritische massa aan ecu-verrichtingen zal nader uitgewerkt moeten worden in overleg met het bankwezen en het EMI, dat verantwoordelijk is voor het opstellen van het monetaire beleidskader. De Commissie geeft de voorkeur aan een zo ruim mogelijke definitie, die tenminste het monetaire en het wisselkoersbeleid, de interbancaire, geld-, kapitaal- en valutamarkten, nieuwe overheidsschuld en systemen voor betalingen van grote bedragen omvat:

  • het monetair en wisselkoersbeleid dient vanaf het begin van deze fase in de gemeenschappelijke munt te worden vastgesteld en ten uitvoer gelegd. Het ESCB zou transacties met alle betrokkenen bij het monetaire beleid (nationale centrale banken, banken) in ecu verrichten voor het hele instrumentarium van het monetaire beleid (herfinanciering, open-markttransacties en meer in het algemeen korte-termijntransacties). Evenzo zou het ESCB ten opzichte van de valuta's van derde landen (dollar, yen) alleen de ecu gebruiken. De afrekening van transacties in het kader van het monetaire beleid zou verlopen via het betalingssysteem TARGET, dat het EMI tegen eind 1996 in bedrijf zal stellen;
  • nieuwe emissies van overheidsschuld zouden vanaf het begin van fase B in ecu moeten geschieden voor zover dat technisch mogelijk is. De ecu leent zich het best voor emissies die bestemd zijn voor institutionele beleggers en emissies die na het begin van fase C vervallen. Particuliere emittenten zouden een soortgelijke koers kunnen volgen;
  • globalisering betekent dat de interbancaire, de geld- en de kapitaalmarkten die de gevolgen ondervinden van het voeren van een gemeenschappelijk monetair beleid, in staat zouden moeten zijn vanaf het begin van fase B tegelijkertijd met de ecu te werken. Deze overschakeling geldt vooral voor schatkistpapier, obligaties en daarvan afgeleide producten. Alle partijen op deze markten (banken, beleggingsfondsen, verzekeringsmaatschappijen, institutionele beleggers, tussenpersonen) zouden met de ecu werken, evenals de hiermee verband houdende marktsystemen (notering, afrekening, levering, registratie);
  • de systemen voor betalingen van grote bedragen (TARGET en het particuliere systeem van de "ECU Banking Association") zouden beschikbaar zijn voor de verwerking van de betalingen van grote bedragen in ecu.

Het ontstaan van een kritische massa aan ecu-verrichtingen in dit stadium zou uiteenlopende gevolgen hebben voor de belangrijkste categorieën geldgebruikers, voorzover de nationale munteenheden nog steeds tot fase C zouden worden gebruikt voor transacties tussen de banken en de meeste van hun cliënten (ondernemingen, consumenten):

  • voor banken en financiële instellingen zou de overschakeling op één munt beginnen bij een gemeenschappelijk monetair en wisselkoersbeleid, de kapitaalmarkt en de daarmee verband houdende afrekeningssystemen. De kritische massa zal dus in essentie bestaan uit duidelijk omschreven en homogene marktactiviteiten, die gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en met onafhankelijke procedures kunnen worden afgehandeld. De overige informatie- en beheersystemen zullen in de loop van fase B overeenkomstig het overschakelingsplan worden gewijzigd volgens een gedecentraliseerde aanpak die door de bevoegde autoriteiten zal worden gecoördineerd. Gezien de aard van de transacties ten behoeve van kleine particuliere cliënten, waarbij het gaat om grote aantallen kleine bedragen, zal de overschakeling op dit gebied pas plaatsvinden nadat de nationale betalingssystemen zijn aangepast;
  • de overheid zou een leidende rol moeten spelen tijdens fase B, overeenkomstig het actieplan dat door de nationale stuurgroep in de loop van de voorgaande fase is vastgesteld. Het zou mogelijk zijn bepaalde belastingen in ecu te voldoen. Meer in het algemeen zouden belangrijke overheidsuitgaven in ecu kunnen luiden en zo gauw mogelijk ook in ecu worden uitbetaald; ook de nationale begrotingen zouden in ecu kunnen worden opgesteld. Voorts zou de overheid een voorlichtingscampagne moeten organiseren;
  • niet-bancaire particuliere ondernemingen zouden een aantal van hun transacties in ecu kunnen verrichten voor zover de omstandigheden dit toelaten. Ondernemingen die sterk internationaal opereren, zouden er wellicht baat bij hebben om in fase B voor een gedeelte of voor al hun verrichtingen over te schakelen op de ecu. Andere ondernemingen zouden waarschijnlijk minder geneigd zijn om vooruit te lopen op de overschakeling op één munt;
  • als gevolg van de beperkte beschikbaarheid van betaalmiddelen in ecu zouden de consumenten hun nationale munt blijven gebruiken. Concurrentieoverwegingen en de vraag bij het publiek zouden echter een aantal particuliere partijen kunnen brengen tot de introductie van bepaalde diensten in ecu. Dit hangt evenwel af van de overschakeling van de betrokken betalingssystemen op de ecu. Meer in het algemeen zou door zowel particuliere als overheidsinitiatieven, bijvoorbeeld door dubbele prijsaanduidingen, de bekendheid bij het publiek systematisch kunnen worden vergroot.

Fase C: Algehele overschakeling op één munt

Deze fase zal bij het begin van fase A worden aangekondigd. Deze fase zou evenwel vóór de van tevoren aangekondigde datum kunnen beginnen, indien de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders zulks beslist wegens de gunstige omstandigheden. De fase zal zolang duren als nodig is om de feitelijke vervanging van nationale bankbiljetten en munten te voltooien, d.w.z. ideaal een aantal weken. Daarme zou de invoering van één munt zijn afgerond, hetgeen de volgende ontwikkelingen met zich brengt:

  • bankbiljetten en munten worden ingewisseld;
  • alleen de ecu is wettig betaalmiddel;
  • de omschakeling van het bankwezen en het financiële stelsel is voltooid: alle betaalmiddelen (overschrijvingen, cheques, kaarten) zijn omgezet in ecu, in combinatie met de binnenlandse afrekeningssystemen;
  • de particuliere niet-bancaire sector verricht alle transacties uitsluitend in ecu.

Deze vervangingsoperatie dient uiterst zorgvuldig te worden voorbereid. In een aantal gevallen (kasregisters, kaartenautomaten en verkoopautomaten) zal lang van tevoren met de voorbereidingen worden begonnen, en wel zodra de technische specificaties van de munten en bankbiljetten bekend zijn, zodat programatuur en apparatuur kunnen worden aangepast. De feitelijke overschakeling zou in zeer korte tijd moeten worden afgerond om de complicaties te voorkomen die zouden ontstaan wanneer gedurende langere tijd twee munten in omloop zouden zijn. De oude nationale munteenheden zouden gratis kunnen worden ingewisseld bij de nationale centrale banken gedurende de in elk land voorgeschreven termijn. Gezien de omvang van deze ongekende operatie meent de Commissie dat een maximumperiode van vier jaar tussen het besluit om tot de EMU over te gaan (fase A) en de algehele overschakeling op één munt (fase C) niet a priori overdreven lang is. Deze periode zal waarschijnlijk korter zijn. De duur van het proces wordt grotendeeld bepaald door de noodzaak om het grote publiek voor te bereiden alsmede door de technische vereisten (de tijd die het bankwezen nodig heeft voor de noodzakelijke voorbereidingen en de tijd die nodig is voor de vervaardiging van ecu-bankbiljetten en -munten).

Het is moeilijk om precies te voorspellen hoelang het zal duren om het grote publiek vertrouwd te maken met de ecu en alle noodzakelijke technische voorbereidingen te treffen. Indien de autoriteiten bereid zijn om vóór het begin van fase A voorbereidende maatregelen te treffen en mits de kritische massa voldoende groot is, kan fase B worden verkort. De Commissie stelt derhalve voor om de perioden die in het referentiescenario zijn aangegeven, als maxima te beschouwen en de door de Raad vastgestelde data als uiterste termijnen.

DE ROL VAN DE VERSCHILLENDE PARTIJEN

Het Groenboek analyseert in grote lijnen de sectoriële gevolgen van het referentiescenario voor de belangrijkste categorieën gebruikers van de ene munt. Tegelijk met deze eerste poging tot een algemene evaluatie worden de partijen opgeroepen om te overleggen of het voorgestelde referentiescenario haalbaar of vatbaar voor verbetering is.

De in het Groenboek bepleite strategie voor de overgang op de ene munt heeft ten doel de hinder zoveel mogelijk te beperken die voor de verschillende categorieën gebruikers wordt veroorzaakt door een zo ingrijpende omschakeling waarvan de gevolgen zich niet tegelijkertijd en evenmin op dezelfde wijze zullen doen gevoelen. De verschillende partijen ondervinden deze gevolgen in verschillende mates en soms op verschillende tijdstippen naargelang van de fasen. Het doel is de belangrijkste sectoren tijdig te mobiliseren door de veranderingen tot stand te brengen die strikt noodzakelijk zijn voor een soepele overschakeling van de deelnemers aan het economisch leven op de ene munt en de volledige invoering ervan in fase C. De volledige uitvoering van het referentiescenario mag niet langer dan vier jaar in beslag nemen en zal alle geldgebruikers raken.

Het bankwezen en de financiële wereld zullen een van de eersten zijn via het ene monetaire en wisselkoersbeleid waardoor de markttransacties en de bijbehorende systemen in het begin van fase B de overstap zullen moeten maken. Het Groenboek onderzoekt de technische implicaties van deze omschakeling op de organisatie van de banken, waarvan alle technische aspecten gedurende deze gehele fase zullen worden ingeschakeld (achtereenvolgens de kapitaalmarkt, de betalingssystemen, de financiële administratie, en vervolgens de cliënten). Het bepleit een gecoördineerde aanpak, bijvoorbeeld door middel van de onder auspiciën van de nationale autoriteiten en beroepskringen opgestelde omschakelingsplannen, met het oog op de samenhang en de synchronisatie van de voorbereidingen. De invoering van de ene munt op het niveau van de particuliere cliënten zal pas plaatsvinden in fase C als de munten en bankbiljetten in ecu in omloop zullen worden gebracht. De Commissie zal overleg plegen met de banken, de financiële instellingen en de gebruikers van betalingssystemen om de kritische massa in fase B, de inhoud van de omschakelingsplannen, het effect op de markten en de interoperabiliteit van de betalingssystemen nader te bespreken en meer in het algemeen om hun reacties en suggesties naar aanleiding van het Groenboek te vernemen.

De overheid zal in eerste instantie een zeer belangrijke rol hebben bij de invoering van de ene munt, zowel op nationaal als op communautair niveau. Dit geldt voor velerlei gebieden: wetswijzigingen, nieuwe emissies in ecu bij het begin van fase B, het vermogen om bepaalde met name fiscale betalingen in ecu te ontvangen in fase B, invoering van de ene munt in de begrotingstransacties, systematische voorlichting van de burgers, met name door dubbele aanduiding van de tarieven, enz. Om een concrete vorm te geven aan deze toonaangevende rol die zo belangrijk is om de deelnemers aan het economisch leven en de burgers vertrouwen te geven, stelt de Commissie voor systematisch werkgroepen op te richten om de gevolgen van de invoering van de ecu bij de communautaire instellingen te bestuderen. Zij stelt de nationale overheden voor haar hun plannen toe te zenden om daarover van gedachten te wisselen teneinde een soepele overgang op de ene munt te vergemakkelijken.

De ondernemingen zullen, uitzonderingen daargelaten, pas echt bij de ecu betrokken raken in fase C. Niettemin is het van belang dat zij zich zo spoedig mogelijk op deze ontwikkeling bezinnen en strategieën voor de overgang op de ene munt uitwerken om een soepele overschakeling van hun basisactiviteiten mogelijk te maken als het eenmaal zover is (behandeling van contanten, verkoop, boekhouding, kasbeheer, belastingen, personeelsbeheer, enz.). In sommige gevallen (intra-europese handel) zullen zij er zelfs belang bij hebben in fase B vooruit te lopen op de invoering van de ecu, vooral die welke op grote schaal een beroep doen op de kapitaalmarkt. Zij kunnen daar ook een belangrijk commercieel voordeel bij hebben. De Commissie stelt voor dat elke vertegenwoordigende organisatie zo snel mogelijk een correspondent voor de gemeenschappelijke munt aanwijst om de aangesloten ondernemingen over dit onderwerp te informeren en dat elke lidstaat een structuur voor overleg met de privésector over deze vraagstukken organiseert om de voor een geslaagde overgang noodzakelijke informatie en knowhow te bundelen.

De consumenten zullen in sterke mate bepalend zijn voor het succes van de invoering van de ene munt, ook al zullen zij er pas in fase C concreet mee te maken krijgen als de munten en bankbiljetten in ecu in omloop worden gebracht en de nationale munteenheden definitief uit de circulatie worden genomen. De burgers moeten zorgvuldig op deze verandering worden voorbereid door middel van adequate voorlichtingsacties (bijvoorbeeld door dubbele prijsaanduidingen in fase C aan te moedigen) van de overheid of het bedrijfsleven en door een voldoende rechtsbescherming in fase C (bijvoorbeeld met betrekking tot de inhoud van de aan de klanten te verstrekken informatie, de regels voor de afronding bij de toepassing van de omrekeningskoersen ecu/nationale munteenheden). De Commissie is voornemens de dialoog met de consumentenverenigingen te intensiveren om met de overige categorieën geldgebruikers tot overeenstemming te komen over de wenselijkheid van een communautaire regeling inzake dubbele prijsaanduidingen.

HET RECHTSKADER VOOR DE ECU

De rechtszekerheid van de geldgebruikers vormt een van de hoofdprioriteiten om het succes van de algemene invoering van de ecu te verzekeren. Het Groenboek analyseert de vijf hoofdpunten waarop in dit verband nog onzekerheid bestaat:

  • de rechtsregeling voor de ecu in fase B;
  • de rechtsregeling voor de afgeleide nationale muntaanduidingen in fase B;
  • de ene munt als wettig betaalmiddel in fase C;
  • de noodzakelijke continuïteit van geldende overeenkomsten bij de overgang naar fase B en vervolgens naar fase C;
  • juridische vraagstukken in verband met bankbiljetten in ecu (namaking, enz.).

De continuïteit van verbintenissen vormt de leidraad bij de overgang op de ene munt. Om de stabiliteit van rechtstoestanden en verbintenissen te verzekeren, wil de Commissie dat de lidstaten haar meedelen welke wettelijke maatregelen noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de grondslag voor het gebruik van de ecu direct bij het begin van fase B gelijkwaardig is aan die voor het gebruik van de nationale munteenheid. Aldus wil zij de nodige wettelijke bepalingen kunnen voorstellen om de rechtszekerheid van de gebruikers van de toekomstige ene munt te waarborgen.

VOORLICHTING

De voorlichting vormt een enorme uitdaging voor het succes van de ene munt waarover thans nog veel twijfel en onwetendheid bestaat. Om het publiek te winnen voor de in het Verdrag betreffende de Europese Unie opgenomen doelstelling van één munt, moet voor elke belangrijke categorie gebruikers een aan elke fase van de EMU aangepaste algemene voorlichtingsstrategie worden opgezet. Deze campagne dient om aan te sporen tot de nodige technische voorbereidingen in de particuliere sector en bij de overheid. Zij heeft ook ten doel de aanvaarding van de nieuwe Europese munteenheid door het grote publiek te bevorderen. Dit voorlichtingsprogramma zal diverse, aan de verschillende doelgroepen aangepaste vormen hebben (lessen op scholen, beroepsopleiding, krantenartikelen, radio- en televisie-uitzendingen, enz.)

Laatste wijziging: 23.02.2007

Top