EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Vrijstelling voor verticale leverings- en distributieovereenkomsten

 

SAMENVATTING VAN:

Verordening (EU) nr. 330/2010 — toepassing van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen

Artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENING EN ARTIKEL 101 VWEU?

Artikel 101, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verbiedt overeenkomsten die de handel tussen EU-landen ongunstig kunnen beïnvloeden en die concurrentie verhinderen, beperken of vervalsen. Overeenkomsten die voldoende voordelen opleveren om op te wegen tegen de concurrentieverstorende gevolgen, vallen volgens artikel 101, lid 3, van het VWEU echter niet onder dit verbod.

Met de verordening wordt een groepsvrijstelling van artikel 101, lid 1, van het VWEU vastgesteld voor verticale overeenkomsten * die aan bepaalde vereisten voldoen. Deze overeenkomsten kunnen, bijvoorbeeld, een producent helpen om een nieuwe markt te betreden of de situatie helpen vermijden waarin één distributeur „meelift” met de promotionele inspanningen van een andere distributeur, of een leverancier toelaten om de waarde van een voor een specifieke klant verrichte investering te verminderen.

KERNPUNTEN

Vereisten voor toepassing van de verordening

Voordat een bepaalde verticale overeenkomst wordt vrijgesteld van het verbod uit Artikel 101, lid 1, van het VWEU, moet aan bepaalde vereisten worden voldaan:

  • de overeenkomst bevat geen enkele van de „hardcorebeperkingen” uit de verordening;
  • er moet sprake zijn van een marktaandeeldrempel van 30% voor zowel leveranciers als afnemers;
  • de verordening omvat voorwaarden met betrekking tot drie specifieke beperkingen.

„Hardcorebeperkingen”

Er zijn vijf beperkingen die ertoe leiden dat de hele overeenkomst wordt uitgesloten van het voordeel van de verordening, zelfs als de marktaandelen van de leverancier en afnemer lager zijn dan 30%. Deze beperkingen worden beschouwd als ernstige concurrentiebeperkingen, vanwege het nadeel dat ze waarschijnlijk opleveren voor consumenten. In de meeste gevallen zullen ze verboden zijn en het wordt onwaarschijnlijk geacht dat verticale overeenkomsten met dergelijke hardcorebeperkingen voldoen aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het VWEU:

  • 1.

    het is leveranciers niet toegestaan om de (minimum)prijs te bepalen waarvoor distributeurs hun producten mogen doorverkopen (verticale prijsbinding);

  • 2.

    marktafscherming per gebied of klant is niet toegestaan. Distributeurs moeten vrij blijven om te beslissen waar en aan wie ze verkopen. De verordening bevat uitzonderingen op deze regel, waarmee het, bijvoorbeeld, voor ondernemingen is toegestaan om met een exclusief of selectief distributiesysteem te werken;

  • 3.

    het is voor geselecteerde distributeurs wel verboden om te verkopen aan niet-erkende distributeurs, maar er kunnen aan hen geen beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de eindgebruikers waaraan zij mogen verkopen;

  • 4.

    het moet geselecteerde distributeurs vrij blijven staan om de contractgoederen te verkopen aan of te kopen van andere geselecteerde distributeurs binnen het netwerk;

  • 5.

    een overeenkomst tussen een producent van vervangingsonderdelen en een afnemer die deze onderdelen verwerkt in zijn eigen producten, mag de verkoop van deze vervangingsonderdelen door de producent aan eindgebruikers, onafhankelijke reparateurs en dienstverleners niet beletten of beperken.

Het marktaandeel van 30%

Een verticale overeenkomst valt onder deze verordening als het marktaandeel van zowel de leverancier als de afnemer van de goederen of diensten niet meer dan 30% bedraagt. Voor de leverancier is het zijn marktaandeel op de relevante leveringsmarkt, dat wil zeggen de markt waarop hij de goederen of diensten verkoopt, dat beslissend is voor de toepassing van de groepsvrijstelling. Voor de afnemer is het zijn marktaandeel op de relevante aankoopmarkt, dat wil zeggen de markt waarop hij de goederen of diensten aankoopt, dat beslissend is voor de toepassing van de verordening.

De uitgesloten beperkingen

Deze verordening geldt voor alle andere verticale beperkingen dan de hierboven genoemde beperkingen. Met de verordening worden echter wel specifieke voorwaarden opgelegd voor drie verticale beperkingen:

  • niet-concurrentieverplichtingen tijdens de duur van de overeenkomst;
  • niet-concurrentieverplichtingen na afloop van de overeenkomst;
  • de uitsluiting van specifieke merken in een selectief distributiesysteem.

Wanneer niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, worden deze verticale beperkingen uitgesloten van de vrijstelling van de verordening. De verordening blijft echter wel van toepassing op het resterende deel van de verticale overeenkomst, als dat deel onafhankelijk van de niet-vrijgestelde verticale beperkingen kan worden toegepast.

De Europese Commissie heeft ook richtlijnen over verticale beperkingen gepubliceerd. Hierin wordt de gehanteerde aanpak beschreven voor verticale overeenkomsten die niet onder de verordening vallen.

VANAF WANNEER IS DEZE VERORDENING VAN TOEPASSING?

De verordening is sinds 1 juni 2010 van toepassing en vervalt op 31 mei 2022.

ACHTERGROND

Voor meer informatie zie:

KERNBEGRIPPEN

Verticale overeenkomsten: overeenkomsten voor de verkoop en aankoop van goederen tussen bedrijven die op verschillende niveaus van de productie- of distributieketen werkzaam zijn, bijvoorbeeld distributieovereenkomsten tussen producenten en groothandels of detailhandelaren.

BELANGRIJKSTE DOCUMENTEN

Verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (PB L 102 van 23.4.2010, blz. 1-7)

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Derde deel — Het beleid en intern optreden van de Unie — Titel VII: Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen — Hoofdstuk 1 — Regels betreffende de mededinging — Eerste afdeling — Regels voor de ondernemingen — Artikel 101 (oud artikel 81 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 88-89)

GERELATEERD DOCUMENT

Richtsnoeren inzake verticale beperkingen (PB C 130 van 19.5.2010, blz. 1-46)

Laatste bijwerking 08.05.2020

Top